
Godface werd genomineerd voor de Grote Poëzieprijs, de Herman de Coninck prijs en de E. du Perron prijs.
Reviews / Recensies
JA, NU. IN BLOEI. Poëzietijdschrift Poëziekrant 1, 2020, Piet Gerbrandy
Steeds minder vlak. Poëzietijdschrift Awater 2020-1 Frank Keizer * Online
Hier online volledig te lezen “Karami schrijft fragmentarische gedichten, opgetrokken uit flarden van gesprekken, gedachten, soms niet meer dan registraties van de omgeving, met vaak abrupte wisselingen van toon en scene, en botsende registers, van filosofisch tot medischwetenschappelijk en zeer alledaags. (…)
Er is bepaald geen sterk besef van de eigen identiteit in deze bundel, laat staan van collectiviteit, maar een des te sterker besef van performance, van flux en de materialiteit van ontmoetingen, waarin lichamelijkheid, op veel plekken een bron van last in deze bundel, ook een bron van geweldige bevrijding kan zijn. (…)
Het gedicht is voor Asha Karami een affectief instrument: het meet en reguleert wat onverteerbaar is en komt daartegen in verzet en nieuwe mogelijkheden spoort het juist op en vergroot ze. Met haar opzichtig vlakke stijl en non-performance is haar poëzie volgens mij in staat om met grote gevoeligheid te peilen hoe het voelt om op dit moment in leven te zijn.”
Dromenvangers zonder handleiding. De Reactor, 20 maart 2020, Tijl Nuyts * Online
“Is het mogelijk om God recht in het gezicht kijken? Door de eeuwen heen hebben onder meer christelijke denkers stevig gebakkeleid over dat vraagstuk. Bijbelverzen die werden opgediept om de stelling kracht bij te zetten of finaal naar de prullenmand te verwijzen, spraken elkaar meer dan eens tegen. Zo krijgt Mozes in Exodus de volgende boodschap van God te horen: ‘Mijn gelaat kan je niet zien, want geen mens kan mijn gelaat zien en in leven blijven.’ Jacob laat zich in Genesis dan weer een euforische uitroep ontvallen: ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ik ben toch in leven gebleven!’ Godface (2019), de debuutbundel van de Nederlandse dichter Asha Karami, put zich niet uit in het ontrafelen van dergelijke theologische vraagstukken. Heel wat lezers, recensenten en journalisten blijken echter wel mateloos gefascineerd door het gezicht dat zich achter de stralende cover van Godface verschuilt. Is het mogelijk om, wanneer we de bundel lezen, Asha Karami zélf aan te kijken? Draagt het ik dat Karami in haar verzen opvoert een masker of houdt het ons een spiegel voor? En waarom blijven dergelijke vragen ons, nu we discussies over vorm of vent toch wel tussen haakjes hebben gezet, nog altijd bezighouden? Een ding is zeker: met Godface brengt Asha Karami een geluid dat nog lang na de lectuur van haar debuut blijft nazinderen. (…)”
Een online handleiding bij de bundel Godface? Lees verder.
Poëzierecensie. Mappa Libri 4 april 2020, Dirk De Geest * Online
“(…) De gedichten in die merkwaardige afdeling ‘nachtboek’ lijken een soort van dromen, een vermenging van surreële beelden en realistische gegevens. Vertrouwde personages gedragen zich plots vreemd, decors verdwijnen, de scènes verliezen hun logische samenhang en de toon is bij momenten erg cynisch. De ontregeling lijkt mee een gevolg van de kwetsuren die alle personages hebben opgelopen, waardoor ze doelloos (en soms gewelddadig) ronddwalen in een wereld die hen niet begrijpt. In al die aspecten is de apart staande afdeling geen afwijking, maar net een spiegel van wat er in de eigenlijke bundel aan de hand is.
Ook daar haalt het ik zichzelf en de overige personages constant onderuit door hun identiteit in vraag te stellen, hun kwaliteiten te betwijfelen of over te gaan tot groteske, haast bespottelijke vertekening. De toon van de gedichten is daarenboven erg laconiek en retorisch perfect uitgebalanceerd, wat het effect van bevreemding en verbazing bij de lezer nog in de hand werkt. In dit opzicht laat de eigenzinnige wereld van Karami je niet los; haar verwrongen gedachten leren ons meer over onszelf dan wij geneigd zijn voor lief te nemen. Deze bundel vraagt om een intense lectuur, maar hij overstijgt moeiteloos de meeste modieuze debuten die vandaag het licht zien en de hemel worden ingeprezen.“
Binnen zit de verrassing. Meander, 4 december 2019, Hans Puper * Online
“Godface is een opmerkelijk debuut met een geheel eigen toon. De gedichten zijn deels anekdotisch en toegankelijk, maar andere gedichten geven zich minder makkelijk prijs omdat ze fragmentarisch zijn. Een enkele keer zelfs zijn ze nauwelijks te begrijpen, maar voel je ze wel aan. ‘Haar poëzie is verkennend, open, intuïtief, zoekend, onderzoekend’, lezen we op de rechter binnenflap. Die verschillende vormen passen daar wel bij.
(…)
De thematiek van Godface had kunnen leiden tot een bundel die zwaar op de maag ligt, maar Karami weet dat te relativeren met aantrekkelijke vormen van absurde humor: ‘ik haat logica / gaat het uitgerekend nu regenen’ (p.16).
Al met al is Godface zo’n bundel die je niet loslaat en beter wordt naarmate je er dieper in doordringt. Je kunt hem lezen als verbeelding van een vervreemding die kan optreden als je bent opgegroeid in onderling zeer verschillende culturen, maar ook als een exempel van de surreële schijnwerkelijkheden waarmee ieder mens van tijd tot tijd wordt geconfronteerd.”
Klaarwakkere en illusieloze gedichten. LiterairNederland 15 januari 2020, Albert Hogeweij * Online
“(…) Zo klassiek tijdloos als het omslag, zo eigentijds daarentegen is de inhoud. De openingsregels van het eerste gedicht spreken boekdelen: ‘plannen, Eye Yikes / in de spiegel een nee, speelgoed en peuter / rode tint voor een uurrace’. Volgt een spervuur aan mededelingen waaraan nauwelijks een touw valt vast te knopen. Gelegenheid om weg te dromen krijgt de lezer niet. Deze gedichten zijn klaarwakker, streetwise en illusieloos: ‘er gebeurt nooit iets wat je leven verandert’.
Meerdere beelden werken op elkaar in, werkelijkheden lopen door elkaar heen. Een gedicht kan de toonzetting hebben van een enquêtevraag, of een relaas van een gesprek dat nergens heen gaat. Zo fluïde en eigengereid als de identiteit van de maker, zo weinig trekken deze gedichten zich iets van een afbakening aan. Nauwelijks leestekens, en springend naar een volgend detail. Indrukken van buiten, aandoeningen van binnen. Dat een en ander ontregelend werkt mag duidelijk zijn. De binnenflap citeert de zelfverzekerde dichtregel: ‘ik ga niet op zoek naar iets / dat niet op zoek is naar mij’. De lezer zal zich afvragen of deze gedichten wel op zoek zijn naar hem.“
KunsttijdschriftVlaanderen, 25/06/2020, Carl De Strycker * Online
“Wie is Asha Karami? Je komt het niet te weten ondanks het portret en de levensbeschrijving op de flap van haar debuutbundel Godface, en al zeker niet in haar gedichten. De enige conclusie die je kan trekken op basis van het boek: Asha Karami is een geweldige dichteres. Immers, wat zich aandient als een autobiografische zoektocht is eigenlijk een veel ruimer onderzoek naar identiteit. Dat gebeurt aan de hand van uiteenlopende, vaak knotsgekke anekdotes en met behulp van wisselende vertellers. We ontmoeten personages als een Iraanse vader, een ‘rolstoelvriendin’, iemand die verslaafd is aan de sociale media, een yogaleraar, … Je zou kunnen zeggen dat Karami de slimme versie van Delphine Lecompte is, want misschien lijkt de techniek (absurde humor) van deze dichters wel op elkaar, bij Karami staat er ook daadwerkelijk iets op het spel. Voor mij is dat: de ontmoeting met de ander in de Levinasiaanse zin. Zie de aanhef van het titelgedicht: ‘ze ligt languit op de grond / ik kan haar gezicht niet zien ze is van me afgekeerd’: het is pas dankzij de confrontatie met het aangezicht van de ander dat het mogelijk is om hem of haar op een integere manier te beoordelen. Maar dat is lastig, misschien even moeilijk als het gelaat van god te zien krijgen? De personages lijken namelijk vaker gereduceerd te worden tot slechts één bepaald aspect van hun persoonlijkheid: ‘in die periode liet ik me inhuren als vogelverschrikker’ zegt iemand, of in ‘ik leerde haar kennen bij de hema’: ‘zij vleeswaren ik de fotoservice / alleen als e praatte wist je dat er iets mis was’. Dan zijn het slechts karikaturen. Conclusie: identiteit is veelkantig. Net als deze bundel trouwens, want ik heb het nog niet gehad over de rare afdelingstitels (die verwijzen naar delen van een Taiwanese stad) of de lijn van agitatie tot euforie (met een flinke nachtmerrie in het midden) die in deze bundel zit. Wat geldt voor de personages en de mens, gaat dus ook op voor deze dichtbundel: hij is veellagig. Dat maakt hem moeilijk te vatten, maar net heel boeiend.”
Zet eerst zelf een masker op, en help dan pas een ander. NRC Handelsblad, 6 december 2019, Obe Alkema * Online
“Asha Karami verdeelde de gedichten in Godface over vijf reeksen, elk vernoemd naar een zone in of rondom de Taiwanese hoofdstad Taipei. In het dichtbevolkte gebied heeft Karami een perfect beeld gevonden voor wat ze beoogt in haar debuutbundel, waarin het wemelt van de personages en voorbijgangers. (…)
In het slotgedicht van de vierde afdeling vertelt de dichter in briefjes aan haar vader twaalfmaal iets over zichzelf. (…) Het verhaal desintegreert met elke hervertelling. Na drie keer wordt de afscheidsgroet en initiaal achterwege gelaten. Uiteindelijk is de briefvorm helemaal onttakeld en vormen slechts een paar steekwoorden de enige contouren: ‘ja, nu. in bloei. heen. // verder: roerloos levend. seks! eens. gierig. gemis. revolutie’.
Karami stelt haar intrigerende gedichten samen uit de stemmen die zij opvangt. De ik-persoon is niet een centrale verteller, maar een filter. Zij schakelt na elk gedicht, in sommige gedichten zelfs na elke strofe, naar een volgend gezichtspunt, misschien wel naar een ander gezicht. Ze schrijft: ‘ergens anders was ik een ander’. Misschien is het gezicht van de verteller wel het gezicht van Susie of het gezicht van God.
In deze maskerade verschuift het perspectief voortdurend, wat Karami goed voor elkaar krijgt door behalve stemmen ook stemmingen in elkaar over te laten vloeien. De bundel kent naast de kaart van Taipei ook een mentale kaart. Een van de afdelingen, ‘Yonghe’, krijgt deze toevoeging: ‘(apathie)’. De andere toevoegingen zijn agitatie, aversie, delirium en euforie.
Deze gemoedstoestanden houden zich niet – natuurlijk niet – aan de afdelingsgrenzen. Je glijdt gemakkelijk van het een in het ander. Sterker nog: veel van de gedichten laten zich lezen als geagiteerd én euforisch, delirisch én apathisch. Dit maakt deze gedichten nog rijker en veelzijdiger dan ze al door het stemmenspel zijn.
In het hart van de bundel tref je het wildgroeiende ‘nachtboek’ aan, een nachtmerrieachtige sequentie van fragmenten die vanzelfsprekend gecategoriseerd zijn onder ‘delirium’. Ook hierin tiert de desintegratie welig: ‘waarom kom je steeds jezelf tegen? / omdat je overal scattered ligt’.”
Ik ga weer slapen want ik heb nog niet gedroomd. Tzum, 06 december 2019, Jan de Jong * Online
“(…) Je zou je af kunnen vragen of het hier wel om een echt mens gaat. (…)
Brieven of gedichten? Auteursbiografie of fictie? Yogadocent of ringarts? Het zijn vragen die er in feite niet zo veel toe doen. Een belangrijker vraag is die naar de werking van deze poëzie. En die is er zeker: ze vervreemdt, ontregelt, misleidt en verbeeldt dat het een lieve lust is! Het leven in deze gedichten bestaat vooral in het hoofd. Van de dichter? Nee, van de lezer. Juist daarom is die slotregel uit ‘een lichaam’ misschien wel de meest wezenlijke uit de hele bundel. ‘ik ga weer slapen want ik heb nog niet gedroomd’”
Eerste Indrukken: het zit in je. Ooteoote maandag 18 november 2019, Jeroen van den Heuvel * Online
“(…) Het is duidelijk geen gezellig avondje uit. (…)”
Een bijna goddelijke opdracht. Trouw, 17 november 2019, Janita Monna * Online
“(…) Ongeveer even grillig als die moedervlek is de poëzie. Die is hoekig, doet eigenlijk nergens een poging om de lezer terwille te zijn. (…)
Poëzie die niet voor één gat te vangen is, en dat heeft ook te maken met Karami’s grimmige humor: in die periode liet ik me inhuren als vogelverschrikker / een slecht betaalde baan maar ik was blij / dat ik in de natuur stond / tot ik in de krant las dat mestgassen / kankerverwekkender zijn / dan sigarettenrook of uitlaatgassen.
Onvergelijkbaar, vervreemdend.”
Een wereld van publieke opinies. Over Asha Karami’s ‘Godface’. UitgeverijVrijdag, juni 2020, Bram Lambrecht * Online
“Bij een eerste aanblik straalt Asha Karami’s bundel Godface evenwicht uit. Het goudkleurige omslag met zwarte letters is prachtig en oogt sacraal. De gedichtenbundel zelf is een uitgebalanceerde compositie met vijf afdelingen die elk tien gedichten tellen. Maar dat evenwicht is bedrieglijk. Karami’s poëzie is complex en polyfoon. Anekdotische gedichten worden afgewisseld met hermetische; scènes en beelden worden aan elkaar geregen zonder een onmiddellijke samenhang; het lyrisch ik in de bundel vertoont een veranderlijke identiteit; en de bundel als geheel vormt een netwerk van discoursen, registers en talen zonder hiërarchie. Het is mogelijk om die heterogeniteit te zien als de vrucht van vingeroefeningen die typisch zijn voor debutanten, maar in Godface is er meer aan de hand. Op een indrukwekkende en beklijvende manier geeft deze bundel uitdrukking aan de chaos van het bestaan (in onze tijd) en probeert hij er grip op te krijgen. (…)
Godface imponeert vooral door zijn grote ambitie. De bundel past in het steeds langer wordende rijtje van bundels die ingaan op actuele kwesties, maar als weinig anderen (en vooral als weinig andere debutanten) slaagt Karami erin een omvattend en caleidoscopisch tijdsbeeld te bieden. Ze gaat daarbij de meest fundamentele ervaringen en reflecties niet uit de weg, zoals de discursiviteit en ongrijpbaarheid van identiteit, de complexe verhouding tot de ander of de beangstigende onkenbaarheid van onze (de?) wereld. Dat doet ze bovendien zonder expliciet positie in te nemen, maar door de lezer te wijzen op de contradicties die ons tijdsgewricht zelf in zich draagt.
Zo’n werveling van motieven, vragen en gedachten brengt Karami uiteindelijk samen in een knappe en beheerste macrocompositie. Net als yoga of de wetenschap wordt het medium van de dichtbundel daardoor een zoveelste poging de complexiteit van de mens en te wereld te vatten – tevergeefs, uiteraard.”